In het hedendaagse digitale landschap is de term “data” een fundamentele pijler geworden. Achter het moderne gebruik schuilt echter een boeiende etymologie die teruggaat tot de oudheid en inzicht biedt in de oorspronkelijke betekenis en het gebruik.
Inhoudsopgave
Oorsprong in het Latijn: “Dare” en “Datum”.
Het woord “data” vindt zijn taalkundige oorsprong in het Latijnse woord “datum”, het voltooid deelwoord van het werkwoord “dare”, dat vertaald kan worden als “geven”. Deze taalkundige connectie geeft een idee van de historische context waarin de term is ontstaan.
In de Latijnse context had “data” ook betekenis als datumformule, zoals “dabam Romae prid. Kal. Apr.”, wat betekent “Ik gaf dit in Rome op de laatste dag van maart.
Deze formule evolueerde tot “data Romae,” wat “gegeven te Rome” betekende. Het was vanuit dit concept dat het gebruik van “data” overging in het aanduiden van een specifieke tijd (datum) waarop iets plaatsvond.
Na verloop van tijd evolueerde deze overgang verder en “data” stond niet alleen voor de timing van een gebeurtenis, maar ook voor de informatie die op een specifiek moment werd gegeven. Deze transformatie onderstreept hoe de term is geëvolueerd van het aanduiden van een datum naar het aanduiden van “gegeven” informatie, gegevens.
Echo’s in de moderne tijd
Van elektronische berichten tot digitale bestanden, het onderliggende concept van het geven en delen van informatie blijft verweven met de term data.
Data is niet de nieuwe olie. Het is het nieuwe zand.
Tim O’Reilly.
Dit historische perspectief komt overeen met het hedendaagse gebruik van data, zij het in een andere vorm. Vandaag de dag gaat data niet alleen over informatie, maar ook over het overbrengen ervan. Heb ik wel genoeg data voor mijn telefoon, geeft mijn internetabonnement afdoende data.
Is data trouwens enkelvoud of meervoud? Het hangt ervan af:
Taaltip: ‘de data is beschikbaar’ of ‘de data zijn beschikbaar’?